De naam Granaat kreeg het door het Latijn welke ‘Korrel” betekent, omdat het een rondachtige kristalvorm heeft. Granaat heeft de hardheid 7 – 7,5 op de schaal van Mohs. Granaat behoort tot een groep van verschillend gekleurde mineralen met een overeenkomstige chemische samenstelling. De meest voorkomende mineralen uit deze groep zijn; Pyroop (rood met bruinachtige waas), Almandien (rood met violetzweem), Spessartien (oranje tot bruinrood), Grossulaar (groen, gelig, koperbruin), Demantoiet (groen, smaragdgroen), en Uwarowiet (smaragdgroen). Maar in de volksmond bedoelt men met Granaat de rode ‘karbonkelstenen’ Almandien en Pyroop. Enkele belangrijke vindplaatsen zijn; Tsjechië, Slowakije, Oostenrijk, Zweden, Australië, Noord-Carolina(V.S), Ceylon, Brazilië, Zambia, Tanzania en Madagaskar.